
Aarzelend van het aardgas af
Special
- Nu de nieuwe verhoudingen in het politieke landschap zichtbaar zijn, wordt duidelijk dat er een ruime meerderheid is voor de aanscherping van de CO2-reductiedoelstelling en een versnelling van de energietransitie
- Maar, de gewenste emissie-verlagende technologieën zijn nog niet op grote schaal inzetbaar, terwijl sommige van de wel inzetbare emissie-verlagende technologieën twijfels oproepen
- Het gevolg is dat we aarzelend ‘van het gas af’ gaan
- Tegelijkertijd wordt de versnippering scherp zichtbaar: er is geen duidelijk afgetekende meerderheid voor één vergroeningsstrategie met gedegen (financiële) basis
- Hierdoor dreigt de energietransitie vertraging op te lopen
De energietransitie dreigt vertraging op te lopen
Het nieuw te vormen kabinet staat voor de belangrijke taak om ons toekomstige energielandschap vorm te geven. Met de Klimaatwet heeft Nederland zich gecommitteerd om 95 procent van de CO2-uitstoot te reduceren in 2050 ten opzichte van de uitstoot in 1990. Als gevolg daarvan moet er een transitie komen van de verbranding van fossiele brandstoffen naar een CO2-vrije energieproductie. Over de vraag welke energiebronnen en -dragers wij hiervoor moeten gebruiken, verschillen de politieke partijen flink van mening.
Nu de stemmen zijn geteld en de zetels zijn verdeeld, maken wij op basis van de zetelverdeling en de partijprogramma’s een analyse van de toekomst van ons energielandschap. Voor welke in het oog springende plannen in de energietransitie is er een meerderheid te vinden?
Voor onze analyse[1] hebben we de plannen van de grootste politieke partijen in de peilingen in beschouwing genomen. We beginnen met de CO2-reductiedoelstelling en kijken of er een versnelling van de energietransitie in het verschiet ligt. Vervolgens gaan wij in op de plannen die gerelateerd zijn aan het energiesysteem.
Aan wind- en zonne-energie besteden wij hier verder geen aparte aandacht omdat deze energiebronnen in alle partijprogramma’s staan behalve die van de PVV, FvD en JA21. In principe zijn alle partijen van mening dat ’wind op zee’ en ‘zon op dak’ onder bepaalde voorwaarden de voorkeur genieten boven zonneweides en ’wind op land’; waarvoor geldt dat er een groot gebrek is aan lokaal draagvlak. Daarbij stuiten zonneweides op veel beperkingen van de netwerkbedrijven wegens capaciteitsproblemen op het net. In tabel 1 staat een overzicht van de meest in het oog springende plannen waar de partijen voor zijn.
De opmerkelijkste bevinding is rond kernenergie. Er is een ruime meerderheid voor kernenergie, maar niet iedereen wil de technologie ondersteunen middels subsidie. Alleen de VVD trekt er 100 miljoen extra voor uit. Het ontbreken van financiële ondersteuning reduceert de kans aanzienlijk dat er daadwerkelijk een kerncentrale gebouwd gaat worden.
Partijen willen af van houtige biomassa en de bijbehorende subsidies. De opwekking van warmte dat gebruikmaakt van houtige biomassa is dusdanig groot, dat bij het wegvallen hiervan teruggevallen moet worden op CO2-uitstotende gascentrales.
De politieke partijen zijn erg enthousiast over waterstof. Groene waterstof kan rekenen op brede steun, maar ook blauwe waterstof (van aardgas met afvang en opslag van CO2) en oranje waterstof (geproduceerd met behulp van kernenergie) zijn terug te vinden in de verkiezingsprogramma’s. Om groene waterstof te maken, is veel hernieuwbare energie nodig die primair door wind op zee opgewekt zal worden. Het contrast is groot als het gaat om concrete maatregelen in de partijprogramma’s om deze additionele capaciteit op middellange termijn te realiseren. Slechts enkele partijen leveren boter bij de vis. Dit betekent dat als waterstof daadwerkelijk gewenst is, er op middellange termijn vooral blauwe waterstof ingezet zal worden in de energiemix.
Alle hier boven genoemde punten impliceren dat aardgas nog lang een onmisbare rol zal spelen in onze energiemix en dus niet spoedig uitgefaseerd kan worden. Dat zou kunnen verklaren waarom er maar weinig partijen expliciet in hun programma’s aangeven dat ze de gaskraan willen sluiten.
In de volgende paragrafen wordt per thema dieper ingegaan op de plannen, mitsen en maren, en mogelijke hordes.
CO2-reductie
Vrijwel alle partijen zijn voor de aanscherping van de Europese doelstelling van 40 procent naar 55 procent CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Er is ook steun voor een CO2-grensbelasting, maar de afschaffing van de nationale CO2-heffing vindt geen meerderheid.
Waarom nu?
De UNEP waarschuwde in haar Emissions Gap Report 2020 dat we met de huidige maatregelen op een pad naar 2,7 graden Celsius zitten, in plaats van 1,5 graden. De Europese commissie besloot om die reden de teugels aan te trekken en de reductiedoelstellingen voor 2030 te verhogen naar 55 procent CO2-reductie.
Om ervoor te zorgen dat de maatregelen om die doelstellingen te halen, de energie-intensieve bedrijven niet wegjagen over de Europese grenzen, wordt er gewerkt aan een carbon border adjustment mechanism. Hiermee betalen niet-EU-bedrijven CO2-belasting over geïmporteerde producten om de prijs voor de CO2-uitstoot gelijk te trekken met hun Europese concurrent. Tot slot heeft Nederland in het Klimaatakkoord afgesproken een nationale CO2-heffing te introduceren. Deze is januari 2021 ingegaan en zal in de komende vijf jaar langzaam aangescherpt worden.
Mitsen en maren
Er is op Europees niveau een brede meerderheid voor aanscherping van de EU reductiedoelstellingen en een CO2-grensbelasting. Partijen waaronder D66 en GroenLinks willen verder gaan en een Europese reductiedoelstelling ophogen naar 60 procent of meer. Voor CDA en VVD geldt wel een voorwaarde aan de Europese aanscherping. CDA wil bij verhoging van het EU reductiedoel naar 55 procent de nationale CO2-heffing afschaffen. De VVD wil dit zodra het ETS-systeem is aangescherpt. In de doorrekening van het PBL viel op dat de PvdA netto maar liefst 1,7 miljard euro wil heffen via de nationale CO2-heffing.
Hordes
De grootste horde om de CO2-reductiedoelstelling te verhogen zit niet in het wíllen, maar in het kúnnen. Waar rekening mee gehouden moet worden:
- De technologie ontbreekt: om ons energiesysteem vrij te maken van emissies zijn technologieën nodig die momenteel nog niet op grote schaal inzetbaar zijn of nog ontwikkeld moeten worden.
- Maatschappelijk draagvlak: veel kiezers willen een beter klimaat en een daling van de CO2-uitstoot zolang de benodigde groene energie maar niet in hun achtertuin opgewekt wordt en de kosten betaalbaar blijven.
Biomassa
Het draagvlak voor (houtige) biomassa is verdwenen. De partijen die wél biomassa willen, stellen er stevige voorwaarden aan.
Waarom nu?
Er is veel te doen om biomassa op verschillende vlakken. Het maatschappelijk draagvlak voor biomassacentrales is kleiner om verschillende redenen. Het begint bij de wetenschappelijke discussie of biomassa CO2 reduceert. Bij verbranding van biomassa komt CO2 vrij. De discussie is of wij in dezelfde snelheid biomassa kunnen planten en CO2 kunnen opslaan, als dat wij de biomassa verbranden. De bron van houtige biomassa krijgt ook kritiek. Er is twijfel over de duurzaamheid van houtachtige biomassa die in de vorm van houtpellets wordt geïmporteerd uit de Baltische staten of Noord-Amerika. Er is certificering van houtpellets, maar blijkbaar is deze niet voldoende. Tot slot komen omwonenden van biomassacentrales in verzet vanwege de luchtvervuiling door uitstoot van stikstof en fijnstof.
Mitsen en maren
Behalve het CDA, dat spreekt over het gebruik van ‘duurzame biomassa’, zijn alle partijen tegen het stoken van houtige biomassa. De PvdA wil ook duurzame biomassa, maar stelt een voorwaarde: ‘Het mag niet leiden tot ontbossing, landroof en verlies van biodiversiteit’. Partijen aan beide kanten van het politieke spectrum willen de subsidie van houtige biomassa stopzetten. De PvdD gaat verder en wil een verbod op het gebruik van biomassa voor de opwekking van energie en warmte.
Hordes
Door het huidige sentiment rond biomassa zijn er verschillende hordes die genomen moeten worden om alsnog de CO2-doelstellingen te halen:
- Zoektocht naar nieuwe warmtebronnen: het grootste deel van de duurzame energie uit biomassa in Nederland (zo’n 60 procent) komt uit houtige biomassa. Door het wegvallen van draagvlak, moeten er alternatieve bronnen worden aangewend. Geothermie en aquathermie zijn hiervoor geschikte kandidaten, maar relatief duur in vergelijking met houtige biomassa (KEV, 2020). Daardoor warmte met behulp van aardgas het meest voor de hand liggende alternatief. De grootste stijging in gebruik van biomassa wordt verwacht in verwarmingsketels voor bedrijven. Er wordt een verdubbeling verwacht in PJ in 2030 t.o.v. 2019 (KEV, 2020). Ook hier moet mogelijk gezocht worden naar andere bronnen om in de warmtevraag te voorzien. Ook hier lijkt aardgas het meest voor de hand liggende alternatief.
- Onzekerheid financiering: door het wegvallen van draagvlak en eventueel de SDE++ zal de investeringsbereidheid voor biomassacentrales dalen. Het wordt lastiger om met andere (rest)stromen de investering terug te verdienen. Daarnaast is er onzekerheid of huidige bronnen van biomassa niet in de toekomst controversieel worden verklaard.
Kernenergie
Er is een meerderheid in de Kamer voor kernenergie. Daarnaast staat een brede groep partijen open voor nieuwere vormen van kernenergie, waaronder thoriumreactoren en kernfusie.
Waarom nu?
In een toekomst waar vrijwel al onze energie wordt opgewekt door wind en zon, is er de angst voor het Elfstedenscenario. Een periode waar het koud is, windstil en bewolkt. Waar dit nu opgevangen kan worden door gascentrales, is in de toekomst CO2-vrije regelbare energieproductie nodig. Kernenergie wordt naast CO2-vrije waterstof en biogas genoemd als optie door verschillende partijen. Het valt op dat van de partijen die voor kernenergie zijn, maar een beperkt aantal ook expliciet voor het langer ophouden van de huidige kerncentrale in Borssele is.
Mitsen en maren
Er is een driedeling als het gaat om kernenergie. De VVD, PVV en CDA zijn voor de bouw van nieuwe kerncentrales. De VVD wil de bouw van kerncentrales subsidiëren middels het SDE++-programma en steunen middels financiering uit het Nationale Groeifonds. D66 en ChristenUnie sluiten het niet uit, maar benoemen beide het probleem met de opslag van kernafval. Waar CU de voorkeur geeft aan duurzame energiebronnen, sluit D66 subsidie of het verlenen van garanties uit. Wel steunt de D66 onderzoek naar thorium en kernfusie. De PvdA, SP en Partij voor de Dieren sluiten dit expliciet uit. GL staat wel open voor nieuwere vormen van kernenergie, wat ook terug te zien is bij partijen als FvD en VVD.
Hordes
- Langdurige opslag van hoogradioactief afval: het hoogradioactieve afval uit een kerncentrale is gevaarlijk voor mens en milieu en moet op een veilige manier bovengronds worden opgeslagen voor een duur van 100 jaar. Vervolgens wordt het verplaatst naar een eindopslag in de diepe ondergrond. Opslag moet bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden zodat er geen kans is dat het in het milieu terechtkomt. Deze risico’s maken dat kernenergie door sommige partijen als niet duurzaam wordt bestempeld. Het Europese Joint Research Centre doet momenteel onderzoek naar kernenergie en de mogelijkheid om het kernafval op een duurzame manier op te slaan.
- Kleine kans op een ongeval, maar grote gevolgen: naast dat de kernramp in 2011 voor Fukushima in Japan grote gevolgen heeft gehad voor de lokale bewoners en het gebied voor nog onbepaalde tijd onbewoonbaar heeft gemaakt, zijn er andere gevolgen. Het draagvlak voor kerncentrales brokkelde af, Duitsland kondigde aan kerncentrales uit te faseren en mede hierdoor liep het kennisniveau op gebied van kernenergie terug. De bouw van recente kerncentrales, zoals die in Flamanville (FR) en Hinkely Point (UK), liepen flinke vertraging op onder andere door verminderde kennis in de toeleveringsketens.
- Lange bouwtijd, hoge kosten: de bouwtijd voor een kerncentrale ligt tussen de 10-15 jaar. Het duurt 3-5 jaar om een vergunning te verkrijgen en 7-10 jaar om de centrale te bouwen. Hierdoor is de realisatie van een kerncentrale voor 2030 onmogelijk. Bovendien gaat het vaak gepaard met grote kostenoverschrijdingen.
Waterstof
Er heerst een brede consensus in de Tweede Kamer dat waterstof ontwikkeld en ingezet moet worden om de energietransitie mogelijk te maken.
Waarom nu?
Het momentum voor groene en blauwe waterstof is de laatste twee jaar flink gegroeid. In maart vorig jaar kwam het kabinet met haar Kabinetsvisie waterstof, waarin de ambities van Nederland op het gebied van waterstof uiteen werden gezet. In de zomer publiceerde de Europese Commissie haar waterstofstrategie. Deze werd ondersteund door verschillende financiële programma’s zoals InvestEU en Horizon Europe. Ook andere landen om ons heen hebben waterstof strategieën ontvouwd, vaak ondersteund door miljarden subsidies. Zo stelt Duitsland 9 miljard euro beschikbaar exclusief voor de ontwikkeling en opschaling van groene waterstof en Frankrijk 7 miljard. In Nederland is er 35 miljoen euro per jaar beschikbaar specifiek voor de ontwikkeling en opschaling van waterstof.
Mitsen en maren
Hoewel vrijwel alle partijen voor verdere ontwikkeling en inzet van groene waterstof zijn, is er minder expliciete steun voor de ontwikkeling en inzet van blauwe waterstof. Alhoewel er nog steeds een meerderheid voor te vinden is, melden alleen sommige partijen dat zij blauwe waterstof ook beschouwen als een onderdeel van de oplossing. De PvdA meldt dat blauwe waterstof alleen acceptabel is gedurende de energietransitie. GroenLinks en PvdD vinden dat alleen groene waterstof ontwikkeld en toegepast moet worden en sluiten blauwe waterstof uit.
Hordes
Er zijn meerdere hordes die genomen moeten worden. Hieronder volgen drie grote.
- Voldoende windenergie op zee: de ambitie uit de Kabinetsvisie Waterstof is 3 à 4 GW elektrolyse capaciteit in 2030. Dat vergt 5 à 6 GW capaciteit aan windenergie op zee. Het windenergie op zee programma heeft als doel 11 GW in 2030. Dat betekent dat er nog maar 5 à 6 GW wind op zee capaciteit ‘overblijft’ voor de rest van Nederland.
- Knellende regelgeving: nutsbedrijven zoals Gasunie en TenneT, zijn partijen die het meest geschikt lijken om de waterstofeconomie aan te zwengelen. Strikte regelgeving op nationaal en Europees niveau over de economische activiteiten die deze partijen mogen ontplooien, vormt vaak complicerende barrière om deel te nemen aan deze projecten. Daarnaast is er geen eenduidige regelgeving op Europees niveau voor groene waterstof waardoor er een lappendeken ontstaat van nationale regelgeving die van toepassing is.
- De onrendabele top en de financierbaarheid van projecten: het SDE++-programma en de 35 miljoen euro die jaarlijks beschikbaar is voor de opschaling van productiecapaciteit van groene waterstof, zijn niet voldoende om de waterstofeconomie aan te zwengelen. De inrichting van het SDE++-programma is niet opportuun voor groene waterstofprojecten. Ook lopen projecten al snel aan tegen de vooraf gestelde grenzen. Eerder onderzoek van RaboResearch wees uit dat Nederland vooroploopt in het aantal aangekondigde projecten, maar dat Duitsland, gesteund door het aangekondigde subsidieprogramma van 9 miljard euro, met een grote inhaalslag bezig is.
CO2-afvang en opslag (CCS)
Er is een meerderheid in de Tweede Kamer voor de toepassing van Carbon Capture & Storage (CCS).
Waarom nu?
CCS is een relatief eenvoudige en kostenefficiënte manier om de uitstoot van CO2 in de lucht te beperken. Met name de inzetbaarheid op korte termijn draagt ertoe bij dat partijen deze technologie steunen. De korte- en middellange termijn klimaatdoelen blijven zo in zicht. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) heeft geconcludeerd dat de inzet van CCS een onmisbare technologie is om de klimaatdoelen van Parijs te halen. Daarnaast kan blauwe waterstof alleen geproduceerd worden als CCS toegepast kan worden. Deze twee standpunten gaan dan ook vrijwel altijd samen op.
Mitsen en maren
PvdA, CU en SGP benadrukken eenduidig de tijdelijke aard. CCS is een technologie die alleen tijdelijk toegepast dient te worden als transitiemaatregel. VVD, CDA en D66 zien CCS meer als maatregel waar we nu eenmaal niet aan ontkomen om de korte termijn klimaatdoelen te halen. Alle partijen zijn het er over eens dat de afgevangen CO2 opgeslagen dient te worden onder de Noordzee en niet op land.
Hordes
- Het lock-in effect: het bouwen van een CCS-installatie en infrastructuur vergt een investering waarvan een bedrijf verwacht dat deze over een redelijke termijn afgeschreven kan worden. De zorg bestaat dat bedrijven daardoor minder of helemaal niet meer investeren in groene oplossingen. Ook is het lastig om een bestaand eco-systeem te wijzigen als het eenmaal is geïnstalleerd. De zorg is dat dit de introductie van emissievrije groene alternatieven onnodig vertraagt.
- Lekkage en maatschappelijke weerstand: iets, wat schadelijk is voor het klimaat, onder de grond stoppen, leidt tot vragen over de veiligheid. In de ‘Eindrapportage: Joint Fact Finding: CO2-afvang en –opslag’ wordt de kans op lekkage en ontsnappingen als ‘klein’ aangeduid. De kans op seismische activiteiten en verzakkingen als gevolg van injectie wordt als ‘niet groot’ aangeduid. Dat neemt echter de onzekerheden die bestaan, hoe klein ze ook moge zijn, niet weg, hetgeen het maatschappelijk draagvlak kan aantasten.
- Kosten en financiering: de afvang en opslag van CO2 is een relatief goedkoop instrument om CO2-emissies in de lucht te vermijden. Toch zijn veel onzekerheden in de businesscase. Deze is met name zeer gevoelig voor fluctuaties in de CO2-prijs.
‘De gaskraan gaat dicht’
Alle partijen willen unaniem de gaswinning in Groningen afbouwen. Er is echter geen consensus over de rol van aardgas in de energiemix in de toekomst. Ook is geen meerderheid die expliciet de gaskraan geheel wil sluiten.
Waarom nu?
In 2022 komt er naar alle waarschijnlijkheid een eind aan de gaswinning in Groningen. Dat betekent dat het komende kabinet keuzes moet maken over de vervanging van het Groningse aardgas in de energiemix. Er is een minderheid dat de aardgaskraan wil sluiten. Er zijn echter weinig partijen die expliciet in hun verkiezingsprogramma vermelden dat er geen rol is weggelegd voor aardgas in de energiemix van de toekomst. Vrijwel alle partijen willen het aardgasnetwerk zoveel mogelijk behouden.
Mitsen en maren
Opvallend is dat alleen de PvdD expliciet noemt dat de aardgaskraan in 2030 dicht moet zijn. GL wil een ’snelle en eerlijke exit-strategie’ voor aardgas. De PvdA wil de afhankelijkheid van aardgas ‘afbouwen’. Bij D66 gaan alleen de huizen ‘van het aardgas af’. De overige partijen benoemen niet expliciet dat de aardgaskraan gesloten dient te worden. De SGP heeft geen haast en wil de aardgaswinning uit de kleine velden ondersteunen nu de gaskraan in Groningen dichtgaat. De VVD noemt de noodzaak van de import van aardgas op de korte termijn expliciet in haar programma om een betrouwbare energievoorziening te kunnen garanderen. Alleen de PVV en FvD noemen expliciet in het programma dat we niet van het aardgas af moeten, maar alleen Groningen moeten sluiten.
Hordes
Drie grote hordes om de gaskraan dicht te kunnen doen zijn:
- De leveringszekerheid van de stroomvoorziening: zolang we geen alternatief hebben gevonden voor grootschalige opslag van energie, is een stroomvoorziening slechts gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen onmogelijk. Elektriciteitscentrales die elektriciteit opwekken met behulp van aardgas zijn dan een onmisbare bron voor zowel de base-load als de piekload[2].
- Aardgas in industriële processen: aardgas dient als grondstof bij bepaalde chemische processen of als brandstof in industriële processen die niet geëlektrificeerd kunnen worden. Er bestaat momenteel nog geen CO2-vrij molecuul dat op grote schaal voor handen is, zoals bijvoorbeeld groene waterstof.
- Woningen die slecht te isoleren zijn en in afgelegen gebieden liggen: in dichtbevolkte gebieden is stadsverwarming een goed alternatief voor een cv-ketel. In dunbevolkte gebieden is de aanleg van stadsverwarming te kostbaar. Warmtepompen zijn alleen een uitkomst als de woning goed te isoleren is. Zonder goede isolatie is het lastig om een woning ‘van het gas af te halen’.
Voetnoten
[1] Voor onze analyse hebben we gekeken naar de belangrijkste energiebronnen en opslagmogelijkheden voor de energietransitie. Het gebruik van aardolie of kolen is niet meegenomen in de analyse. Tevens hebben we andere belangrijke thema’s binnen de energietransitie niet meegenomen waaronder mobiliteit, landbouw en landgebruik en de gebouwde omgeving.
[2] Base-load is de minimale vraag naar elektriciteit. Piek-load de piekvraag naar elektriciteit in de ochtenden en avonden waar mensen tegelijk de meeste elektriciteit verbruiken.