RaboResearch - Economisch Onderzoek

Wat betekent een Brexit voor het Nederlandse bedrijfsleven?

Special

Delen:

Geactualiseerd: 24 juni 2016

Samenvatting en conclusies

  • De Britse bevolking heeft gekozen voor uittreding uit de EU.
  • Het VK is een belangrijke economische partner van Nederland. Daarom heeft een Brexit een negatief effect op de Nederlandse economie, zeker als op termijn handelsbarrières ontstaan tussen het VK en de EU.
  • De Britse overheid zal een uittredingsprocedure in gang moeten zetten die waarschijnlijk tenminste twee jaar duurt. In die periode blijft het VK lid van de EU en zal er waarschijnlijk niets veranderen aan de tarifaire en non-tarifaire handelsbarrières tussen het VK en de EU.
  • Het Nederlandse bedrijfsleven zal op korte termijn vooral last hebben van de onzekerheid over de toekomstige handelsrelatie met het VK.
  • Op korte termijn zal een zwakker pond Sterling de concurrentiepositie van onze exportindustrie schaden. Invoer vanuit het VK zal goedkoper worden en deze zal de komende twee jaar nog onbelemmerd de EU binnenkomen.
  • Op de wat langere termijn zal een (vooral investering gedreven) groeivertraging in het VK en onzekerheid over de toekomstige vrijhandel tussen het VK en de EU de Nederlandse export kunnen schaden.
  • Het is volstrekt onduidelijk hoe de toekomstige handelsrelatie van het VK met de EU en de rest van de wereld eruit zal gaan zien.
  • Na de uittredingsperiode is de mate van vrijhandel afhankelijk van de nieuw af te sluiten overeenkomsten tussen het VK en de EU en het VK en de landen waar de EU een handelsverdrag mee heeft. Alle handelsverdragen met deze landen vervallen namelijk voor het VK na een Brexit.
  • De handel tussen ons land en het VK zal worden geschaad, maar uiteraard niet geheel verdwijnen. Het VK blijft waarschijnlijk ook na uittreding een belangrijke handelspartner. De uiteindelijke macro-economische schade voor ons land zal dan beperkt blijven.
  • De delfstoffenwinning, de maakindustrie en de landbouwsector zijn de sectoren in Nederland die het meest afhankelijk zijn van de rechtstreekse export naar het VK (zie tabel 1).
  • Binnen de maakindustrie zijn bedrijven in de leer-, schoenen- en textielindustrie en in de elektrische en optische apparatenindustrie relatief sterk afhankelijk van de Britse vraag.
  • De Nederlandse delfstoffenwinning en maakindustrie zijn de sectoren die wat import betreft het meest afhankelijk zijn van het VK.
  • Een Brexit kan vanwege mogelijke handelsverlegging na de overgangsperiode ook kansen bieden voor Nederlandse bedrijven, met name in de financiële en zakelijke dienstverlening.
  • Er zijn ook voordelen: ons land is goed gepositioneerd om directe investeringen vanuit het buitenland aan te trekken die nu nog naar het VK gaan. Het VK verliest namelijk een belangrijk deel van zijn aantrekkingskracht voor buitenlandse investeerders die de Europese markt willen betreden.
Tabel 1: Grootste impact van Brexit op export van landbouw, delfstoffenwinning en maakindustrie sectoren
Tabel 1: Grootste impact van Brexit op export van landbouw, delfstoffenwinning en maakindustrie sectorenBron: Rabobank op basis van data van WIOT en OECD

Het VK is een belangrijke handelspartner van Nederland

Op 23 juni 2016 heeft een meerderheid van de Britse bevolking in een referendum gestemd voor een vertrek uit de Europese Unie (EU). Omdat het VK een belangrijke handelspartner is van Nederland, heeft een Brexit (uittreden van het VK uit de EU) impact op Nederlandse bedrijven die handelen met het VK. Tussen EU-leden is sprake van vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Deze vrijheden verdwijnen zodra het VK effectief uit de EU stapt. Dat gebeurt na een overgangsperiode van naar verwachting ruim twee jaar. In hoeverre een vergelijkbare mate van vrijhandel met nieuwe verdragen kan worden bereikt, valt nog maar te bezien. Van de totale Nederlandse export (in toegevoegde waarde) heeft 8% het VK als bestemming (figuur 1) en dit draagt 2,3% bij aan het Nederlandse BBP[1]. Nederland importeert 11% van de totale import in toegevoegde waarde vanuit het VK.

Figuur 1: VK derde belangrijkste exportpartner van Nederland
Figuur 1: VK derde belangrijkste exportpartner van NederlandBron: OESO (2011 data)

Het relatief grote aandeel directe buitenlandse investeringen (DBI) weerspiegelt tevens de van oudsher sterke economische band tussen het VK en Nederland. In 2015 stond 11% van de totale Nederlandse directe investeringen in het buitenland uit in het VK. Hiervan kwam 26% uit de voedings- en genotmiddelenindustrie en 23% uit de delfstoffenwinning. In 2015 kwam 6% van de directe buitenlandse investeringstand in Nederland uit het VK. Hiervan kwam 63% voor rekening van het bank- en verzekeringswezen en 15% voor rekening van de voedings- en genotmiddelenindustrie. Ook opvallend is dat 31% van de totale binnenkomende DBI in de sector transport, opslag en communicatie uit het VK komt. Omdat het VK waarschijnlijk ook na een Brexit een op internationale handel gerichte economie zal blijven, zijn Britse restricties op buitenlandse investeringen niet waarschijnlijk. Wel worden de rechten voor buitenlandse investeerders mogelijk anders gewaarborgd na een Brexit. Verder neemt de aantrekkelijkheid van het VK als vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven die voor de grote Europese markt willen produceren door uittreding uit de EU af. Hoe groot de schade vanuit dit effect is zal afhangen van de kwaliteit van de nieuwe afspraken tussen het VK en de EU. Het kan niet worden uitgesloten dat in de tussentijd de instroom van directe buitenlandse investeringen in het VK zal opdrogen.

Een beperking van het vrije verkeer van personen als gevolg van een Brexit kan eveneens impact hebben op de Nederlandse economie. Meer dan de helft van alle Britse emigranten die naar de EU-15-landen waaronder Nederland vertrekt, doet dit namelijk vanwege een aan werk gerelateerde reden. Van alle immigranten die in Nederland vanuit de EU arriveerden in 2013, kwam 7,6% uit het VK. Dit was 0,04% van de totale Nederlandse beroepsbevolking. 

Gevolgen van de Brexit voor Nederland

Nu de Britse bevolking vóór een Brexit heeft gestemd, zal de Britse overheid een uittredingsprocedure in gang moeten zetten. Naar verwachting zetten zij dit proces snel in werking. De uittredingsprocedure duurt in beginsel maximaal twee jaar en in die periode blijft het VK lid van de EU en blijven alle bestaande regelingen van kracht. Alleen als alle overgebleven EU-leden en het VK instemmen, kan de uittredingsperiode  worden verlengd. Voor Nederlandse bedrijven betekent dit, dat gedurende de uittredingsprocedure de tarifaire en non-tarifaire handelsbarrières tussen het VK en de EU waarschijnlijk niet zullen veranderen. Hoewel het VK in die periode lid blijft van de EU, is het nog onduidelijk in hoeverre het zal deelnemen aan verdere Europese integratie en eventuele nieuw te sluiten handelsakkoorden (zoals TTIP).

Op de korte termijn kan de Brexit overigens een tijdelijk positief effect op de Britse economie hebben. Het Britse pond is scherp in waarde gedaald. Dit verbetert de concurrentiepositie van het Britse bedrijfsleven ten opzichte van de EU. Zeker in de overgangsfase waarin de EU-afspraken nog gelden, hebben de Britten hiervan een voordeel. Wel zal de Britse inflatie oplopen omdat hun invoer een stuk duurder wordt. Na verloop van tijd gaan de structurele effecten overheersen. De verwachting is dat de economische groei in het VK blijvend zal worden geschaad. Dit, in combinatie met de onzekerheid over de toekomstige vrijhandel met het VK zal Nederlandse export naar het VK schaden. Tot slot kan een Brexit een grote impact hebben op de politiek in Europa en het VK zelf.

Na de overgangsperiode is de mate van onderlinge vrijhandel afhankelijk van de overeenkomst tussen het VK en de EU en het VK en de landen waar de EU een handelsverdrag mee heeft. De handelsverdragen met deze landen vervallen namelijk voor het VK na een Brexit. De alternatieve handelsverdragen met de EU zijn grofweg in drie varianten in te delen. Ten eerste een handelsverdrag op basis van de Europese Economische Ruimte (EER) waar onder andere Noorwegen lid van is. Dit verdrag geeft de deelnemende landen bijna volledige toegang tot de interne markt van de EU en vice versa. De enige belemmeringen die Nederlandse ondernemers zouden merken, zijn tarieven op landbouw- en visproducten en extra kosten vanwege douanecontroles. Een tweede optie is een bilateraal vrijhandelsverdrag tussen het VK en de EU, zoals dat met Zwitserland of Canada. Waarschijnlijk geeft zo’n verdrag minder toegang tot de Europese interne markt dan EER-lidmaatschap en zullen de handelsbelemmeringen zich concentreren in de (financiële) dienstensectoren (naast de douanecontroles en tarieven op landbouw- en visproducten). Het meest ongunstige scenario voor zowel Britse als Nederlandse bedrijven is dat er geen handelsverdrag wordt gesloten. Dat betekent dat er handel wordt gedreven op basis van het Most Favoured Nations (MFN) regime van de Wereldhandelsorganisatie (WHO), waar ook de handel met de VS onder valt. Onder dit regime zijn importtarieven gereguleerd, wat betekent dat op de Europese invoer van Britse producten en op de Europese uitvoer naar het VK tarieven kunnen worden geheven. De hoogte van de tarieven is afhankelijk van de productgroep. Daarnaast zullen er barrières met een non-tarifaire aard ontstaan, zoals regelgeving en productstandaarden, zeker als standaarden tussen de EU en het VK in de loop der tijd van elkaar gaan verschillen. 

Impact van een Brexit op Nederlandse sectoren

Als de Brexit leidt tot de invoering van handelsbelemmeringen kan dit Nederlandse bedrijven schaden die naar het VK exporteren of vanuit het VK importeren. Dit komt doordat handelsbelemmeringen, tarifair of non-tarifair, de kosten van een product opduwen. Een belangrijke kanttekening is dat de handel tussen ons land en het VK na een Brexit zeker niet geheel zal verdwijnen. Het VK blijft ook in de toekomst een belangrijke handelspartner van ons land. De uiteindelijke schade voor de economische groei en werkgelegenheid in ons land zal dus beperkt blijven. Geschat wordt dat het Nederlandse reële inkomen per hoofd van de bevolking ten opzichte van het basispad structureel in neerwaartse richting kan afwijken met 0,1% tot in het slechtste scenario 0,7%. De negatieve economische gevolgen voor de Britten zelf zijn veel groter. Het uiteindelijke effect is afhankelijk van de toekomstige handelsrelatie tussen de EU en het VK (zie Aichele & Felbermayr, 2015; Dhingra et al., 2016). 

Vooral delfstoffenwinning en maakindustrie afhankelijk van rechtstreekse export naar VK

De delfstoffenwinning, de maakindustrie en de landbouwsector zijn de sectoren in Nederland die het meest afhankelijk zijn van de vraag vanuit het VK (figuur 2). Van de productie van de delfstoffenwinning wordt 16% rechtstreeks naar het VK geëxporteerd. Dit bestaat voornamelijk uit aardgas. De verkoop hiervan is relatief nieuw. In 2008 is namelijk een pijpleiding aangelegd tussen Nederland en Engeland die de export van aardgas tussen deze landen mogelijk maakt. Gezien het verlaagde productieplafond van Gronings aardgas zal dit gedeeltelijk worden vervangen door de doorvoer van gas via Nederland naar het VK. De landbouwsector exporteert 6% van de productie rechtstreeks naar het VK. Driekwart van deze export bestaat uit landbouwproducten die al af zijn en door Britse consumenten worden geconsumeerd. Het overige deel bestaat uit halffabricaten of diensten die Britse bedrijven gebruiken voor hun eigen productie. 

Figuur 2: Delfstoffenwinning, maakindustrie en landbouw meest afhankelijk van het VK…
Figuur 2: Delfstoffenwinning, maakindustrie en landbouw meest afhankelijk van het VK…Bron: World Input-Output Database (2011 data), Rabobank
Figuur 3: … Maar afhankelijkheid branches in de maakindustrie loopt uiteen
Figuur 3: … Maar afhankelijkheid branches in de maakindustrie loopt uiteenBron: World Input-Output Database (2011 data), Rabobank

Gemiddeld wordt 8% van de productie van de Nederlandse maakindustrie rechtstreeks geëxporteerd naar het VK. Binnen de maakindustrie zijn bedrijven in de leer-, schoenen- en textielindustrie en de elektrische en optische apparatenindustrie het meest afhankelijk van de vraag vanuit het VK (figuur 3). Zo verdient de leer- en schoenenindustrie gemiddeld 17% en de textielindustrie gemiddeld 15% van haar omzet door de export naar het Verenigd Koninkrijk. Het merendeel van deze export betreft eindproducten[2]

Nederlandse bedrijven in deze branches zijn gemiddeld genomen voor een groot deel van hun omzet afhankelijk van de Britse vraag en kunnen dus relatief zwaar worden getroffen bij een Brexit. Voor de Nederlandse economie als geheel is de export vanuit de textiel-, leer- en schoenenindustrie minder van belang, omdat het kleine sectoren betreft (tabel 2). Bedrijven in de optische en elektrische apparatenindustrie verdienen gemiddeld 14% van hun omzet door de Britse vraag. De export van deze sector naar het VK bestaat voor ongeveer de helft uit halffabricaten en voor de helft uit eindproducten. Voorbeelden van producten of halffabricaten van deze sector zijn onder meer brillenglazen en microscopen, maar ook computers en wasmachines. 

Tabel 2: Sectorale export naar het VK draagt beperkt bij aan het Nederlandse BBP
Tabel 2: Sectorale export naar het VK draagt beperkt bij aan het Nederlandse BBP Bron: OESO, 2011 data

Indirecte export naar het VK: Nederland afhankelijker van Britse vraag

Nederlandse bedrijven kunnen afhankelijk zijn van de Britse vraag door rechtstreekse export, maar ook doordat zij indirect producten en diensten exporteren naar het VK. Het buitenland kan namelijk gebruik maken van een Nederlands halffabricaat voor het maken van een eindproduct en dit eindproduct exporteren naar het VK. Denk bijvoorbeeld aan Nederlandse toeleveranciers voor de Duitse automobielindustrie. Britse consumenten en de Britse overheid maken dan gebruik van producten en diensten waarvoor Nederlandse halffabricaten zijn gebruikt. Deze indirecte handelsstromen kunnen worden aangetast door handelsbarrières als i) het ‘tussenland’ een ander EU-lid is of ii) het ‘tussenland’ momenteel een handelsverdrag heeft met de EU (dat verdrag vervalt namelijk voor het VK na een Brexit). 

Figuur 4: Detail- en groothandel meer afhankelijk van het VK via indirecte handel
Figuur 4: Detail- en groothandel meer afhankelijk van het VK via indirecte handelBron: World Input-Output Database (2011 data), Rabobank

Uiteindelijk consumeren de Britten dus meer Nederlandse halffabricaten, eindproducten en diensten dan de rechtstreekse exportcijfers naar het VK doen vermoeden. Voor de afzonderlijke branches in Nederland is dit beeld wisselend. Voor sommige sectoren, waaronder de landbouw, de groothandel, de detailhandel en de zakelijke dienstverlening, wordt in het VK uiteindelijk een hoger percentage van de productie geconsumeerd dan alleen uit de rechtstreekse export (figuur 4)[3]. Waar de Nederlandse groothandel en detailhandel met respectievelijk 1% en 0,2% slechts beperkt afhankelijk zijn van rechtstreekse export naar het VK, verandert dit beeld als we kijken naar het deel van de Nederlandse productie dat uiteindelijk door de Britse eindgebruikers wordt geconsumeerd. Uiteindelijk verdient zowel de Nederlandse detail- als de groothandel afgerond 4% van de omzet door de Britse consumptie van hun producten. Dit betekent dat de producten van de Nederlandse detailhandel en groothandel nauwelijks direct naar het VK worden geëxporteerd, maar wel via bedrijven in andere landen hun weg vinden naar het VK. Veruit het grootste deel van de producten van de Nederlandse detail- en groothandel bereiken het VK via producten en diensten uit andere EU-landen. Deze handel kan na een Brexit dus ook te maken krijgen met verhoogde handelsbarrières. Slechts een klein deel van de producten van de detail- en groothandel wordt verwerkt door landen buiten de EU. Afhankelijk van de huidige handelsafspraken tussen de EU en die landen (en de toekomstige afspraken tussen het VK en die landen) heeft dit impact op de Nederlandse export.

Ook gaat dit op voor de grootste sector in Nederland, de zakelijke dienstverlening. Onder deze sector vallen onder meer reclamebureaus, leasingbedrijven en de uitzendbranche, maar ook accountancy- en consultancybedrijven. Nederlandse bedrijven in de zakelijke dienstverlening verdienen gemiddeld 5% van hun omzet doordat Britse consumenten (of de overheid) gebruik maken van hun diensten. Ook voor deze sector geldt dat een aanzienlijk deel van de diensten het VK bereikt via producten en diensten die worden gemaakt in andere EU-landen.

De delfstoffenwinning exporteert rechtstreeks bijna 16% van de productie naar het VK, terwijl dit land uiteindelijk slechts 12% daarvan gebruikt. Dit betekent dat een kwart van de export naar het VK wordt gebruikt voor producten die het VK weer exporteert. 

Delfstoffenwinning en de maakindustrie importeren het meest uit het VK

Handelsbarrières tussen de EU en het VK kunnen de kosten van importen uit het VK verhogen en daarmee Nederlandse ondernemingen schaden. De Nederlandse delfstoffenwinning en maakindustrie zijn de Nederlandse sectoren die wat import betreft het meest afhankelijk zijn van het VK (figuur 5). De import van de delfstoffenwinning betreft voornamelijk aardgas. Deze invoer heeft een praktische achtergrond. Het aardgas uit het VK wordt namelijk gewonnen uit velden die dicht bij het Nederlandse deel van de Noordzee liggen en daarom via Nederlandse pijpleidingen ingevoerd (CBS, 2015).

Figuur 5: Het verbruik van Britse input verschilt per sector
Figuur 5: Het verbruik van Britse input verschilt per sector Bron: World Input-Output Database (2011 data), Rabobank
Figuur 6: Cokes- en aardolie-industrie importeert relatief veel uit het VK
Figuur 6: Cokes- en aardolie-industrie importeert relatief veel uit het VKBron: World Input-Output Database (2011 data), Rabobank

Binnen de maakindustrie importeren bedrijven in de cokes- en aardolie-industrie en de chemische industrie het grootste deel van hun inkoopwaarde uit het VK (figuur 6). Gemiddeld komt 16% van de totale waarde van de producten en diensten die bedrijven in de cokes- en aardolie-industrie gebruiken voor hun productie uit het VK. Voor de chemische industrie is dit 7%. 

Handelsverlegging: kansen voor Europese en Nederlandse bedrijven

Behalve bedreigingen kan een Brexit ook kansen bieden aan individuele bedrijven in Europa. Dit betreft met name bedrijven die producten en diensten aanbieden die de EU momenteel uit het VK importeert. Na uittreding uit de EU zal de toegang tot de Europese interne markt waarschijnlijk beperkter en/of duurder zijn voor Britse exporteurs. Zij kunnen bijvoorbeeld te maken krijgen met importtarieven op bepaalde producten of belemmeringen via regelgeving. Onder dat laatste vallen bijvoorbeeld productstandaarden, kwaliteitseisen of extra kosten door douanecontroles. Het ontstaan van handelsbelemmeringen maakt de Europese invoer vanuit het VK waarschijnlijk duurder en verbetert dientengevolge de concurrentiepositie van Europese bedrijven ten opzichte van hun Britse concurrenten. Het gevolg hiervan zou zijn dat er gedeeltelijk handelsverlegging plaatsvindt binnen de EU, bijvoorbeeld omdat Nederlandse exporteurs een deel van het marktaandeel van hun Britse concurrenten afsnoepen. De mate waarin de Britse exporteurs handelsbelemmeringen kunnen ondervinden, is uiteraard afhankelijk van de toekomstige handelsafspraken tussen de EU en het VK. 

Figuur 7: Brexit biedt mogelijk kansen voor Europese zakelijke en financiële dienstverlening
Figuur 7: Brexit biedt mogelijk kansen voor Europese zakelijke en financiële dienstverleningBron: World Input-Output Database (2011 data), Rabobank

De kansen voor Europese en dus Nederlandse bedrijven liggen voornamelijk in de zakelijke en financiële dienstverlening. Dit zijn de Britse sectoren waarvan de Europese Unie het meest importeert (figuur 7). Als deze import gedeeltelijk wegvalt omdat Britse bedrijven minder concurrerend worden na het verlies van hun functie als toegangspoort tot de EU, dan kunnen andere Europese bedrijven dit vrijgekomen marktaandeel opvullen. Nederland is na een Brexit goed gepositioneerd om directe investeringen vanuit het buitenland aan te trekken die nu nog naar het VK gaan. Nederland is namelijk een logische en relatief aantrekkelijke toegangspoort tot Europa, mede dankzij Rotterdam als de grootste haven van Europa, Schiphol als kwalitatief hoogwaardige internationale ‘hub’, een kwalitatief goede (ICT) infrastructuur, een gunstige geografische ligging binnen Europa en een hoogopgeleide beroepsbevolking die zijn talen spreekt.

Nederlandse of Europese importeurs van Britse producten zullen waarschijnlijk wel schade ondervinden van handelsbarrières op Britse producten, omdat ze dan op zoek moeten naar alternatieven die duurder zijn of waar hun voorkeur minder naar uit gaat (anders hadden ze die producten immers al eerder gekocht).

Voetnoten

[1] Berekend op basis van TIVA-data van de OESO uit 2011. Deze data verschilt van de totale export, omdat hier alleen rekening wordt gehouden met de waarde die in Nederland wordt toegevoegd. De waarde van het productieproces dat wordt geïmporteerd, is niet meegenomen in deze data. Deze data zijn relatief oud omdat er veel berekeningen moeten worden uitgevoerd om het beeld in toegevoegde waarde te kunnen schetsen, maar zij geven een beter beeld van het belang van het VK voor onze economie dan de meer recente, reguliere handelsdata. 

[2] Eindproducten zijn producten die al af zijn. Consumenten of de overheid schaffen deze eindproducten aan.

[3] Het betreft hier de waarde van de Nederlandse productie die in Britse eindproducten of diensten worden verwerkt. Deze Nederlandse productie kan het VK via rechtstreekse export of via andere landen bereiken. Eindproducten worden geconsumeerd door consumenten of de overheid, of zijn investeringen van consumenten, overheid of bedrijven.

Literatuur

Aichele, R. & Felbermayr, G. (2015). Costs and benefits of a United Kingdom exit from the European Union. Center for International Economics.

Briegel, F. (2016). Politieke ontwikkelingen in Europa: toekomst van EU op de proef gesteld. Rabobank Special.

CBS (2015). De invloed van aardgaswinning op de Nederlandse economie.

Dhingra, S., Ottatviano, G., Sampson, T., & van Reenen, J. (2016). The consequences of Brexit for UK trade and living standards. Centre for Economic Performance.

Disclaimer

Deze informatie dient uitsluitend ter informatie en mag niet worden opgevat als een aanbod, beleggingsadvies of enige andere financiële dienst.

De verstrekte informatie is ontleend aan bronnen die betrouwbaar mogen worden geacht, maar voor de juistheid en volledigheid daarvan kan niet worden ingestaan. De verstrekte informatie is uitsluitend indicatief en kan op ieder moment zonder verdere aankondiging worden gewijzigd.

Aan de informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Voor zover toegestaan onder relevante wetgeving aanvaardt Rabobank geen enkele aansprakelijkheid voor de verstrekte informatie noch voor enige schade die het gevolg is van (het afgaan op) de in de informatie opgenomen gegevens.

Afnemer van de informatie is zelf verantwoordelijk voor de keuze en het gebruik van de informatie.

De informatie mag uitsluitend door de afnemer zelf worden gebruikt. Afnemer mag de informatie niet overdragen, verveelvoudigen, bewerken en/of verspreiden. Afnemer is verplicht aanwijzingen van Rabobank omtrent het gebruik van de informatie op te volgen. Ten aanzien van de inhoud van deze website bestaat geen overnemingsvrijheid; alle auteursrechten, ook die bedoeld in art.15 Auteurswet worden voorbehouden. Nederlands recht is van toepassing.

Rabobank is een handelsnaam van de Coöperatieve Rabobank U.A.

Rabobank staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamers van Koophandel onder nummer 30046259.

© Coöperatieve Rabobank U.A., Croeselaan 18, 3521 CB Utrecht, The Netherlands                                                                                             

Delen:
Auteur(s)
Carlijn Prins
RaboResearch Nederland, Economie en Duurzaamheid Rabobank KEO
Lisette van de Hei
RaboResearch Nederland, Economie en Duurzaamheid Rabobank KEO

naar boven